Over deze operatie
Wat we gaan doen
Wat is deze operatie?
De meest voorkomende reden om de milt van uw kind te verwijderen is een chronische bloedziekte met een verhoogde afbraak van rode bloedcellen of bloedplaatjes, zoals bij hereditaire sferocytose, sikkelcelziekte of ITP. Als uw kind een miltcyte (vochtblaas in de milt) heeft en daar klachten van ervaart, of miltletsel door een ongeval heeft opgelopen, is het ook nodig dat we de milt verwijderen. Dat doen we tijdens een kijkoperatie (laparoscopie). Als een kijkoperatie niet mogelijk of veilig genoeg is, verwijderen we de milt tijdens een open operatie. In dat geval maken we een grotere snee in de linkerbovenbuik en halen zo de milt weg. Als het nodig is halen we tijdens deze operatie ook de galblaas weg.
Hoe gaan we te werk?
Tijdens de kijkoperatie maken we vier of vijf kleine sneetjes van ongeveer één centimeter in de buik. Via die sneetjes kunnen we met onze instrumenten in de buik werken. De milt ligt tussen de maag, de alvleesklier, de dikke darm en het middenrif. We maken de milt los van de dikke darm en nemen de vaatjes die van de milt naar de maag lopen door. Daarna nemen we de de grote ader en slagader die naar de milt lopen door, vlakbij de alvleesklier. Vervolgens maken we de milt los van het middenrif, zodat de milt nergens meer aan vast zit. We vangen de milt in een zakje en breken de milt in stukjes die we uit de buik halen. Als laatste komt het zakje mee naar buiten en hechten we de wondjes.
De operatie duurt ongeveer twee uur. Na de operatie brengen we uw kind naar de uitslaapkamer. Zodra uw kind helemaal wakker is, brengen we uw kind terug naar de afdeling.
Voorbereiding
De chirurg vraagt een echografie van de buikorganen aan. De radioloog kijkt tijdens de echografie naar de grootte van de milt en of uw kind bijmiltjes en galstenen heeft.
Kinderen zonder (functionele) milt zijn gevoeliger voor bepaalde bacteriën. Bij een infectie met deze bacteriën verloop de infectie ernstiger dan bij andere kinderen. Voor de operatie wordt uw kind ingeënt tegen pneumococcen, meningococcen en haemofilus influenza B (HIB). U kunt het schema vinden op de website van het RIVM. Op de dag van opname in het ziekenhuis nemen we bloed af bij uw kind, dat we controleren op het ijzergehalte en het aantal bloedplaatjes. Daarbij controleren we ook welk donorbloed geschikt is voor een bloed- of plaatjestransfusie, mocht dit nodig zijn bij de operatie. Verder schrijven we antibiotica voor, die we tijdens de operatie geven.
Bijwerkingen & complicaties
Kort na de operatie
Complicaties komen weinig voor en zijn vaak niet ernstig. De milt is een goed doorbloed orgaan. Als de milt erg groot is, kunnen de bloedvaten naar de milt lastig te bereiken zijn. Als dat zo is, kiezen we er mogelijk voor om een open operatie uit te voeren, in plaats van een kijkoperatie. Er kan namelijk een bloeding optreden waarvoor een bloedtransfusie nodig is. Bij een open operatie is de kans op wondontsteking groter. Ook kan er een ontsteking ontstaan op de plek in de buik waar de milt zat, dat noemen we een abces. Daarnaast kan een prikkeling of lekkage van de alvleesklier optreden, waardoor uw kind last krijgt van buikpijn.
De milt ligt vlak bij de maag in de buik. Soms heeft de maag na de operatie een verminderde peristaltiek. Maagsap en voeding worden dan slechter naar de darmen bewogen. Dit kan misselijkheid veroorzaken, waardoor uw kind slechter eet. Uw kind krijgt na de operatie medicijnen tegen de misselijkheid.
Thuis
Kinderen zonder (functionele) milt zijn gevoeliger voor bepaalde bacteriën. Bij een infectie met deze bacteriën verloop de infectie ernstiger dan bij andere kinderen. Dit heet een Overwhelming Post Splenectomy Infection (OPSI). Deze complicatie komt maar bij een klein percentage van de kinderen die een miltverwijdering hebben ondergaan voor. Als deze infectie plotseling optreedt, verloopt deze zeer heftig. Het risico op een infectie is het grootst in de eerste maanden na de operatie. Om een infectie te voorkomen geven we uw kind een lage dosis antibiotica (Broxil). Kinderen onder de twaalf jaar krijgen tot twee jaar na de operatie antibiotica. Daarna moet uw kind altijd direct met antibiotica starten bij de eerste verschijnselen van een infectie en moet u altijd (een recept voor) antibiotica (Augmentin) hebben, zodat uw kind direct met de antibioticakuur kan beginnen. Als uw kind een penicillineallergie heeft, schrijven we een ander antibioticum (erythromycine) voor.
Het is belangrijk dat zowel uw huisarts als uw kind (en zijn/haar omgeving) goed op de hoogte zijn van de kans op een OPSI. Bij problemen of complicaties kunt u contact opnemen met de behandelend arts.
We raden aan om uw kind iedere vijf jaar te laten vaccineren met pneumokokkenvaccin Pneumovax en om ieder jaar een grippriek te halen. U leest hier meer over op de website van het RIVM.
Resultaat
Na de miltverwijdering heeft uw kind minder klachten die door de bloedziekte veroorzaakt worden.
Wanneer neemt u contact op?
Neem na de operatie contact op met de afdeling Kinderchirurgie of de kliniek Medium care Kinderchirurgie 1 zuid als uw kind:
- Koorts heeft.
- Slecht eet.
- Moet braken.
- Een bolle buik heeft.
- Een wondinfectie heeft.
Contact
Afdeling Kinderchirurgie (kantooruren): (010) 703 62 40
Kliniek Kinderchirugie 1 zuid (weekend/avond/nacht): (010) 703 61 84
Bij algemene niet-spoed vragen kunt u ook een e-mail sturen.